Missie en visie
Visie
Apostolische Reformatie brengen en vestigen in de naties om de Bruid voor te bereiden op de komst van de Heer Jezus, de Christus. Opdat Hij haar zou heiligen en reinigen met het wassen van water door het Woord, 27 opdat Hij haar aan Zichzelf zou presenteren als een heerlijke Kerk, zonder vlek of rimpel of iets dergelijks, maar opdat zij heilig en zonder smet zou zijn. – Efeziërs 5:26-27
Missie
Om het apostolische mandaat uit te voeren en het daarmee samenhangende doel te bereiken, namelijk de Bruid van Christus voorbereiden door het Huis van de Heer te herbouwen, door middel van allerlei activiteiten die deze missie zullen ondersteunen, zijn: het organiseren van voorbede-bijeenkomsten, aanbiddingsavonden, onderwijs en toerusting via de School of Ministry – Special Forces, Outreach, hulp aan armen en behoeftigen, samenwerking met andere kerken en bedieningen. De bijbelse basis om de visie en missie uit te werken is gelegd in Haggaï 1 & 2 en Handelingen 2.
De Heer zegt tegen Haggaï, de profeet, dat zijn volk liever hun eigen huizen bouwt in plaats van het huis van de Heer te herbouwen. We lezen ook in het eerste hoofdstuk: 12 “Toen gehoorzaamden Zerubbabel, de zoon van Shealtiël, en Jozua, de zoon van Jehozadak, de hogepriester, met het gehele overblijfsel van het volk, 1 op 4 aan de stem van de Here, hun God, en aan de woorden van Haggai, de profeet, zoals de Here, hun God, hem gezonden had; en het volk vreesde de tegenwoordigheid des Heren. 13 Toen sprak Haggai, de bode van de Heer, de boodschap van de Heer tot het volk en zei: “Ik ben met u, zegt de Heer.” 14 Toen wekte de Heer de geest van Zerubbabel, de zoon van Sjealtiël, gouverneur van Juda, en de geest van Jozua, de zoon van Jehozadak, de hogepriester, en de geest van het gehele overblijfsel van het volk, en zij kwamen en werkten aan het huis van de Here der heerscharen, hun God. (Haggaï 1)
En in vers 9 van het tweede hoofdstuk van Haggaï: ‘De heerlijkheid van deze laatste tempel zal groter zijn dan de eerste,’ zegt de Heer der heerscharen. ‘En op deze plaats zal ik vrede geven’, zegt de Heer der heerscharen.”